1. Inleiding
In de paragraaf "weerstandsvermogen en risicobeheersing" staat de berekening van de weerstandscapaciteit opgenomen en een opsomming van de belangrijkste risico's. Daarnaast vindt u hier een aantal verplicht voorgeschreven kengetallen conform BBV.
2. Risico-inventarisatie algemene risico's
Voor de begroting 2024 zijn de risico’s geactualiseerd. Daarbij is beoordeeld
- in hoeverre eerder geïnventariseerde risico’s actueel zijn voor wat betreft de kans en maximaal financieel gevolg en
- of er nieuwe risico’s zijn bijgekomen.
Uit de inventarisatie blijkt dat er 135 algemene risico’s zijn. De geïnventariseerde risico’s zijn aan de hand van kans en maximaal financieel gevolg verdeeld over onderstaande matrix.
Algemene risico toegelicht:
- We zien dat de prijzen nog steeds stijgen. Door de inflatie mede veroorzaakt door hogere lonen en energielasten stijgen de prijzen. Dit heeft ook gevolgen voor de (geplande) investeringen en onderhoud van gebouwen en dergelijke. De prijsstijgingen zijn zoveel mogelijk meegenomen in de begroting en daarom niet als apart risico meegenomen.
- Daarnaast is er op vele gebieden krapte op de arbeidsmarkt met als gevolg dat niet alleen interne functies moeilijk opgevuld worden, maar ook dat leveranciers moeite hebben werkzaamheden binnen bepaalde tijd uit te voeren. Dit betekent dat projecten later uitgevoerd worden.
Financiële klasse | |||||
---|---|---|---|---|---|
6) x > € 1.000.000 | 2 | 1 | |||
5) € 500.000 < x < € 1.000.000 | 7 | 5 | 1 | 1 | |
4) € 100.000 < x < € 500.000 | 17 | 10 | 6 | 1 | |
3) € 25.000 < x < € 100.000 | 12 | 18 | 11 | 1 | 2 |
2) x < € 25.000 | 19 | 13 | 4 | 2 | |
1) Geen financiële gevolgen | 1 | 1 | |||
10% | 30% | 50% | 70% | 90% |
Toelichting matrix
Op de horizontale as is de kans weergegeven dat het risico zich voordoet. Op de verticale as is de maximale financiële omvang (bedrag) van het risico weergegeven. De financiële klassen zijn ingedeeld zoals vastgesteld in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2019. (Volgens planning zal in november 2023 een nieuwe nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen worden vastgesteld, hierin wijzigen de financiële en kansklassen echter niet.) Een risico in het groene gebied vormt geen direct gevaar voor de continuïteit van de organisatie. Een risico in het oranje gebied vraagt extra aandacht. Een risico dat een risicoscore heeft in het donkerrode gebied (helemaal rechtsboven) vereist directe aandacht. Deze risico’s kennen immers een grote financiële omvang, de kans dat dit risico zich voordoet is als hoog (>90%) ingeschat en het financiële gevolg is > € 1.000.000.
Hieronder zijn de belangrijkste risico's, met de grootste kans en hoogste financiële klasse, toegelicht. Deze corresponderen met de risico's die in de risicomatrix onderstreept en vetgedrukt zijn. De in de tabel genoemde kans-percentages en financiële klassen verwijzen naar bovenstaande matrix. Andere risico’s zijn in omvang of kans-percentage afgenomen, waardoor deze niet meer in de rode, donkerrode of donker oranje cellen voorkomen.
Omschrijving risico | Kans | Financiële klasse | |
1 | Langere wachttijden bij doorverwijzing naar zorgaanbieders (Jeugd en WMO). | 75% | 4 |
2 | De invloed van economische en maatschappelijke ontwikkelingen op de begrote lasten/investeringen in de diverse beheerplannen voor het beheer en onderhoud van infrastructuur en voorzieningen in de openbare ruimte. | 70% | 5 |
3 | BV Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo Resultaat van de jaarrekening 2022 uit de gewone bedrijfsvoering is € 13,8 miljoen en na belastingen € 11,6 miljoen. | 50% | 5 |
3. Risico's en grondexploitaties
Conform de huidige Nota Grondbeleid (vastgesteld op 20 september 2016) hebben we de Algemene reserve grondexploitatie (ARGE) vastgesteld met een ondergrens van € 1,7 miljoen en een bovengrens van € 2,7 miljoen. In verband met de winstnemingen als gevolg van de verplichte implementatie van de POC-methode ( percentage-of-completion ) heeft de raad bij de behandeling van de Herzieningsrapportage 2018 (raad oktober 2018) ingestemd met het instellen van de reserve POC-winst. Deze reserve vormt de buffer tussen de ARGE en de projecten.
Bij de Jaarrekening berekenen we de POC-winst conform de BBV-voorschriften die vervolgens gestort wordt in de Reserve POC-winst. We hevelen bedragen uit de Reserve POC-winst over naar de ARGE op basis van de meer voorzichtige winstnemings-praktijk van vóór 2017, waarbij we ook de totale toekomstige kosten, project-risico’s en de boekwaarde van het project meewegen. Daarmee vormt de Reserve POC-winst de externe projectbuffer. Gedurende de looptijd van het project fluctueert het bedrag van de POC-winst en daardoor kan het voorkomen dat eerder genomen POC-winsten terugvloeien naar het project.
In een enkele grondexploitatie speelt een risico ten aanzien van stikstof. In die specifieke grondexploitatie wordt dat verder meegenomen.
4. Benodigde weerstandscapaciteit
Naast de hoogte van de ARGE is het noodzakelijk de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen voor de algemene risico’s.
De totale omvang van de geïnventariseerde algemene risico’s is € 49,7 miljoen. Dit betekent dat als alle risico’s zich in volle omvang tegelijk voordoen, dit naar verwachting € 49,7 miljoen kost. Hierbij is geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid (kans) dat het risico zich voordoet.
We bepalen de benodigde weerstandscapaciteit met behulp van een risicosimulatie, de zogenaamde Monte Carlo simulatie (statistische simulatie). Uitgangspunt hierbij is dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen en ook niet met een maximale omvang zullen optreden.
Daarnaast heeft de gemeenteraad met de Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2019 het uitgangspunt vastgesteld dat we 90% zekerheid willen hebben dat het beschikbare weerstandsvermogen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit wordt het zekerheidspercentage genoemd. Ook deze normen wijzigen niet in de nieuwe nota Risicomanagement en weerstandsvermogen die in november 2023 in de raad wordt vastgesteld.
Uitgaande van het vastgestelde zekerheidspercentage van 90% is er een weerstandscapaciteit nodig voor de algemene risico’s van minimaal € 7,7 miljoen. Dit wil concreet zeggen dat we met een zekerheid van 90% kunnen stellen dat een weerstandsvermogen van € 7,7 miljoen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit betekent dat de algemene reserve basis, die een stand heeft van € 9,12 miljoen heeft voldoende groot is om de risico’s op te vangen.
5. Beschikbare weerstandscapaciteit = Algemene Reserve basis
Een organisatie loopt altijd risico’s. Of de gemeente in staat is de gevolgen van de risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt, geven we weer door de 'weerstandscapaciteit'. Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden die de gemeente heeft om onverwachte, niet-begrote kosten te kunnen dekken. Weerstandscapaciteit bestaat uit de Algemene Reserve basis. Conform de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen bestemmen we deze reserve niet voor andere zaken.
Naast deze Algemene Reserve basis zijn er ook nog overige middelen die we ook gebruiken om mogelijke niet begrote kosten - die onverwacht en substantieel zijn - te dekken. Daarvoor komen de volgende onderdelen in aanmerking:
- Vrij besteedbare reserves: de ‘Algemene reserve vrij aanwendbaar’.
- Stille reserves: de gebouwen en gronden die de gemeente in bezit heeft, vertegenwoordigen een zekere waarde. Wanneer de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde, is er sprake van stille reserves. Daarbij houden we er rekening mee dat we niet ieder eigendom (op korte termijn) kunnen verkopen. De omvang van de stille reserves is in 2022 opnieuw in beeld gebracht en bedraagt circa € 48,6 miljoen (inclusief pachtgronden). Deze gelden zijn niet op korte termijn beschikbaar. Bij de berekening van het benodigde weerstandsvermogen houden we dan ook geen rekening met (eventuele) stille reserves.
6. Benodigde weerstandscapaciteit versus beschikbare weerstandscapaciteit.
Om te bepalen in hoeverre het weerstandsvermogen toereikend is, berekenen we de ratio weerstandsvermogen. De berekeningswijze hiervan is als volgt:
Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / Benodigde weerstandscapaciteit
De Provincie Limburg bepaalt op basis van de ratio weerstandsvermogen of de beschikbare weerstandscapaciteit van een gemeente toereikend is.
In onderstaande tabel staat opgenomen hoe de Provincie de weerstandsnorm classificeert.
Waardering | Weerstandsnorm ratio | Betekenis |
---|---|---|
A | >2,0 | Uitstekend |
B | 1,4 - 2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0 - 1,4 | Voldoende |
D | 0,8 - 1,0 | Matig |
E | 0,6 - 0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Bij de jaarrekening 2022 is voorgesteld om de benodigde weerstandscapaciteit in de Algemene reserve basis te verhogen naar € 9.117.998.
De ratio is, uitgaande van de stand van de algemene reserve basis voor de jaarrekening, € 9.117.998 / € 7.680.687 = 1,19. Dit valt binnen de gestelde norm van 1,0 – 1,4. We stellen voor om de Algemene reserve basis niet aan te passen en te handhaven op € 9.117.998.
7. Kengetallen
Kengetallen | Jaarrek. 2022 | Begr. 2023 | Begr. 2024 | Begr. 2025 | Begr. 2026 | Begr. 2027 | Gestelde norm*) | Risico |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Netto schuldquote = | 35% | 51% | 66% | 69% | 76% | 73% | 81% | A |
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen = | 29% | 45% | 61% | 64% | 70% | 67% | 72% | A |
3. Solvabiliteitsratio = | 35% | 33% | 34% | 34% | 33% | 35% | 28% | B |
4. Grondexploitatie = | -1% | 1% | 1% | -2% | 0% | 0% | 5% | A |
5. Structurele exploitatieruimte = | 13% | 1,4% | 1,8% | 2,5% | -1,7% | -2,7% | -1,0% | A |
6. Belastingcapaciteit woningen = | 97% | 101% | 102% | 102% | 102% | 102% | 100% | B |
*) De gestelde normen zijn afkomstig uit de door de raad op 26-11-2019 vastgestelde nota Risicomanagement en weerstandsvermogen. In november 2023 komt de nieuwe nota Risicomanagement en weerstandsvermogen in de raad en leggen we een actualisatie van de normen voor.
Normering van de kengetallen opgenomen in het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van de provincies (GTK 2020 gemeenten).
Via het gemeenschappelijk toezichtkader van de provincies zijn de onderstaande normeringen voor de kengetallen vastgesteld. Hierbij zijn 3 categorieën onderscheiden. Categorie A is het minst risicovol, categorie C is het meest risicovol.
Kengetallen | Categorie A | Categorie B | Categorie C |
---|---|---|---|
Netto schuldquote | < 90% | 90% - 130% | > 130% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte geldleningen | < 90% | 90% - 130% | > 130% |
Solvabiliteitsratio | > 50% | 20% - 50% | < 20% |
Grondexploitatie | < 20% | 20% - 35% | > 35% |
Structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | < 0% |
Belasting capaciteit | <95% | 95% - 105% | > 105% |
8. Conclusie kengetallen
- Ratio 1 en 2: Netto Schuldquote
Deze ratio’s geven de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen aan. Hoe lager de schuldquote, hoe beter. Op basis van beide schuldquotes vallen we meerjarig in de laagste risicoklasse A van de provincie en voldoen we aan de door ons zelf gestelde normen. De quotes blijven in de periode 2024 - 2027 ongeveer hetzelfde.
De incidenteel lage quotes in 2022 worden veroorzaakt doordat we in 2022 anticiperend op de stijgende rente-ontwikkeling, langlopende geldleningen hebben afgesloten. Een gedeelte hiervan is ook door uitgestelde investeringen tijdelijk bij het rijk middels schatkistbankieren uitgezet. - Ratio 3. Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio, is de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de gemeente. Het geeft een beeld in welke mate wij aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Hoe hoger het percentage, hoe beter.
De solvabiliteitsratio blijft in de periode 2024 -2027 nagenoeg gelijk ten opzichte van de jaarrekening 2022 (35%). Hiermee vallen we nog steeds in risicoklasse B van de Provincie en voldoen we ruim aan de door ons zelf gestelde norm van minimaal 28%.
- Ratio 4. Grondexploitatie
Deze ratio geeft aan in hoeverre een gemeente afhankelijk is van de inkomsten uit grondexploitaties. Grondexploitaties vormen een risico en kunnen een forse impact hebben op de financiële positie van de gemeente. Dus hoe lager deze ratio, hoe minder afhankelijk een gemeente is van inkomsten uit grondexploitaties en hoe beter dat is.
De grondexploitatie ratio schommelt in de periode 2024 - 2027 rond de 0%.
Hiermee vallen we in de laagste risicoklasse(< 20%) en blijven we onder onze eigen norm van 5%. Dit is vanuit het risicoperspectief een positief.
- Ratio 5. Structurele exploitatieruimte
Deze ratio geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Dus hoe hoger dit percentage, hoe beter. Om in de laagste risicoklasse te vallen is een percentage van > 0% nodig.
In 2022 was de ratio hoog met 13% veroorzaakt door het positieve saldo van de jaarrekening.
In 2024 en 2025 is de structurele exploitatieruimte positief en hiermee vallen we dan ook in de laagste risicoklasse. In 2026 en 2027 is de ratio negatief en vallen we dan ook in de hoogste risicoklasse. Een niet structureel sluitende begroting voor de jaren 2026 en 2027 is een bewuste keuze omdat op landelijk niveau de komende periode nog veelvuldig gesprekken plaatsvinden over de financiering van gemeenten door het Rijk vanaf 2026. Gelet op deze financiële onzekerheid heeft de raad bij de Kaderbrief 2023 reeds aangegeven dat we vooruitlopend hierop niet nu al onze ambities naar beneden gaan bijstellen of forse ombuigingen in de begroting gaan verwerken. Het besluit bij de Kaderbrief is ook in lijn met het advies van de VNG.
- Ratio 6. Belastingcapaciteit:
Dit percentage bepaalt de ruimte om de belastingen te verhogen, waarbij we weergeven hoe de lastendruk in Horst aan de Maas zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Hoe lager dit percentage is, des te meer ruimte er is voor verhoging van belastingen tot aan het landelijke gemiddelde. Een ratio van 100% betekent dat de belastingcapaciteit in Horst aan de Maas gelijk is aan het landelijke gemiddelde .
De belastingcapaciteit neemt voornamelijk door de verhoging van de rioolheffing in 2024 ten opzichte van de jaarrekening 2022 toe van 97% naar 102% in 2024 en volgende jaren. Op basis hiervan vallen we in de middelste risicoklasse B van de provincie. We voldoen hiermee niet aan de door ons zelf gestelde norm van maximaal 100%. De OZB en rioolheffing in Horst aan de Maas is hoger dan het landelijke gemiddelde en onze afvalstoffenheffing lager.
De verhoging van de rioolheffing is nodig voor de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater (KRW), investeringen t.b.v. klimaatadaptatie en prijsstijgingen.
9. Samenvattende conclusie
Samenvattend kunnen we concluderen dat het financiële weerstandsvermogen van gemeente Horst aan de Maas er goed uitziet. 4 van de 6 ratio's vallen in 2024 de laagste risicoklasse en 2 in de middelste. Wel zijn de ratio's in 2024 iets minder positief dan bij de jaarrekening 2022.
De volgende aandachtspunten zijn hierbij echter van belang:
Eigen vermogenspositie en exploitatie
Ondanks dat we onze eigen vermogenspositie de afgelopen jaren versterkt hebben en deze in de periode 2024 - 2027 naar verwachting stabiel in de laagste risicoklasse rond de 34% blijft schommelen, is het wenselijk hier aandacht voor te blijven houden. Zeker gelet op het niet sluitend zijn van de begrotingsjaren 2026 en 2027 en de nog uit te werken programmaplannen en ambities uit het collegeprogramma.
Lastendruk
We zitten qua lastendruk voor huishoudens boven het landelijke gemiddelde en boven de door ons gestelde norm. Het blijft belangrijk bij het maken van keuzes te blijven zoeken naar de balans tussen ambities en lastendruk.
Nuancering hierbij is wel dat we met de 2024 verhoging van de rioolheffing van € 230 naar € 280, de komende jaren een fors pakket aan klimaat- en kwaliteitsmaatregelen bekostigen en andere gemeenten deze stap in de toekomst ook nog moeten zetten.
Schuldenpositie
Onze schuldenpositie verslechterd weliswaar iets in de periode 2024 - 2027 maar we blijven ruim in de laagste risicoklasse zitten.